Virginie Loveling Lof & Blaam
Virginie Loveling Lof & Blaam
Lof & Blaam: Virginie Loveling
1871 M., in een bespreking van 'Gedichten van Rosalie en Virginie Loveling'. In: 'De Gids. Jaargang 1871'.
Citaat:
[D]e lezer zou mij wel van praedilectie gaan verdenken voor Jufvrouw Virginie, omdat het tot dusverre alleen hare verzen waren, die ik mij gedrongen zag aan te halen. Die verdenking is misschien niet geheel zonder grond. Ja, op het gevaar af van Rosalie's jaloesie op te wekken, moet ik het zeggen: het komt mij voor, dat Virginie (hetzij zij de jongste of de oudste is van het zustrenpaar) het haar zuster in dichterlijkheid en tevens natuurlijkheid van opvatting, in sierlijkheid van uitdrukking en deugdelijkheid van versificatie afwint.
1875 A.J. Servaas van Rooijen, ‘Een tuiltje bloemen van Vlaamsche bodem’. In: 'Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1875'.
Citaat:
Zij is haar pen uitmuntend meester; nu eens treft zij door de aandoenlijkste passages, dan weder geeft ze in enkele trekken, doch breed gepenseeld, eene schildering van natuur of gebouw, waarin niet eene lijn wordt vergeten, om straks weêr met flinke trekken het karakter van hare personen weêr te geven.
1881 Cd. Busken Huet, 'Het land van Rubens'.
Citaat:
Men staat verwonderd dat uit een dorpje bij Gent verzen en novellen kunnen voortkomen, zoo volmaakt als er hier en ginds in de bundels der dames Loveling aangetroffen worden. Voor het meerendeel zijn het kleine dorpsvertellingen, vol fijne waarnemingen op het gebied van het vlaamsch boerenleven. De opvatting getuigt van een nationalen dichterlijken aanleg, ontwikkeld door studie der letteren van het buitenland. Met smaak en gevoel is uit de achterlijk gebleven volkstaal eene keus van uitdrukkingen gedaan.
1891 Een bespreking van 'Idonia' van V. Loveling. In: 'De Gids. Jaargang 1891'.
Citaat:
Een statige vrouw van gezette, afgeronde vormen, een hooge gestalte, het gezicht levendig door het helder glanzen van het oog, regelmatig van vorm en lijnen, al eenigszins eerbiedwaardig onder het grijzende, opgebonden haar, […] en, gelijk de vrouw is in hare uiterlijke verschijning, zoo is ook de schrijfster. Zoo gezond, ernstig, blijmoedig, helder van blik, met iets deftigs in de wijze van zich uit te te drukken, hebben wij Mej. Loveling in menige goed geslaagde novelle ontmoet […].
1949 Karel van de Woestijne, ‘Gedenkenissen’. In: 'Verzameld werk. Deel 4. Beschouwingen over literatuur en kunst' (eds. P.N. van Eyck, P. Minderaa e.a.).
Citaat:
In de kortere en langere verhalen van Virginie Loveling is er iets dat ons, Vlamingen, altijd lief zal blijven: het is wat de schrijfster bindt aan haar land. Ik geloof niet dat er ooit één Vlaamsch schrijver is geweest die aan den ethischen band is ontsnapt, die hem binnen de Vlaamsche gemeenschap houdt; er is geen schrijver in dit land, die niet toegegeven heeft aan deze verknechting met een groote overgave. De gehechtheid van Virginie Loveling aan haar geboorte-Vlaanderen ging echter steeds onder contrôle van geestelijke, ik zei haast cerebrale eigenschappen: haar humor dien zij zoo goed te verbergen wist, en haar haat voor sommige
toestanden dien zij nimmer verbloemde. […]Al blijft Virginie Loveling voor ons toch in de eerste plaats, en onwrikbaar, en voor alle tijden, boven partijen en zelfs boven idealen uit, de dichteres die mij, toen ik nog klein kind was, wakker heeft gemaakt voor de poëzie.
Lof & Blaam: 'Een revolverschot'
1912 J.P., in een bespreking van ‘Een revolverschot’. In: 'Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1912'.
Citaat:
Dit melodrama der melodrama's, als gegeven, is anders, 't moet erkend, zoo sober mogelijk uitgewerkt. Maar is 't heuschheid tegenover de grijze jubilarisse van vóór enkele maanden, dat men over dit boek als over een meesterstuk heeft gejubeld? […]Haar beste werken staan mijlen boven boven een ‘Een Revolverschot’. Door veel stijfheid van ontwikkeling en veel taalweerbarstigheid heen komt men nu en dan eens op een kapitteltje, waarmee de schrijfster haar beste pen van voorheen heeft gemoeid.
1985 G.J. van Bork en P.J. Verkruijsse (red.), ‘Loveling, Virginie’. In: 'De Nederlandse en Vlaamse auteurs van middeleeuwen tot heden met inbegrip van de Friese auteurs'.
Citaat:
Terwijl de vorige roman nog door een happy-ending wordt gekenmerkt, treedt vanaf de novelle Meesterschap (1898) een meer pessimistische visie op de voorgrond. De daaropvolgende romans zijn alle naturalistisch van inspiratie en worden gekenmerkt door een scherpzinnige karakterontleding. […]In Een revolverschot (1911), een van haar beste romans, staat de noodlottige liefde van twee zusters voor dezelfde man centraal; moord en waanzin vormen hier de fatale afloop.
1997 Karel Wauters (red.), ‘De tragische levensvisie van Virginie Loveling’. In: 'Verhalen voor Vlaanderen. Aspecten van het Vlaamse fictionele proza tot aan de Tweede Wereldoorlog. Vijftien lezingen'.
Citaat:
Romantechnisch en artistiek vormt Het revolverschot ongetwijfeld het hoogtepunt uit het proza-oeuvre van Virginie Loveling. Met een ijzeren consequentie wordt de handeling naar een fataal hoogtepunt gevoerd en met een even onverbiddelijke logica verder afgewikkeld. Geen enkel detail, geen enkel nevenpersonage staat los van het centrale gegeven en een meesterlijke vondst was bovendien, het dramatische gebeuren te ontwikkelen tegen een vaak losse, luchtige en bij momenten speelse achtergrond, waardoor het contrast tussen de banaliteit van het dagdagelijkse leven en het onpeilbare, afgrondelijke van de menselijke existentie nog schrijnender wordt.
1999 Karel Osstyn, ‘Vier Vlaamse Klassieken’. In: 'Ons Erfdeel. Jaargang 42'.
Citaat:
Een revolverschot (1905) blijkt inderdaad nog een heel leesbaar boek. […]
Met haar zin voor sociale verhoudingen en een minutieus observatietalent schetst Virginie Loveling het psychologische portret van twee ongetrouwde zussen die verliefd worden op dezelfde man. Genadeloos pelt ze het laagje beschaving af van de gevoelens van jaloezie en wraak die de kop opsteken.
In feite is Een revolverschot meer een experiment in psychologische opbouw dan louter en alleen een ontmaskering van de burgerlijke hypocrisie. De scheiding tussen antiek drama, naturalisme en de moderne tijd wordt vaag: Loveling tast haar personages af en laat het menselijk noodlot zijn werk doen.